Dorpelingen voor elkaar
Lokale ‘raad en daad’ bij verwoestende brand Oosterend
Bij incidenten en calamiteiten trekt Veiligheidsregio Noord-Holland Noord – óók als het gaat om bevolkingszorg – regelmatig met andere partijen op. Een voorbeeld in lokaal verband is de Dorpscommissie Oosterend, die in maart 2018 te hulp schoot bij een verwoestende brand in het Texelse dorp. Code Oranje sprak met voorzitter Albert Hoven.
Hoe heeft u die brand beleefd?
“Ik zal je zeggen: hij was op honderd meter van mijn huis, maar heb er die nacht niets van meegekregen. Dat kwam vooral door de harde wind, die om het huis gierde en andere geluiden overstemde. Pas ’s ochtend zag ik allemaal appjes op mijn telefoon. Toen ben ik in de benen gekomen en ben ik die kant op gegaan. Gelukkig waren andere leden van de commissie er wel al meteen bij.”
"Op dit eiland helpen we elkaar – en in dit dorp misschien nog wel meer dan elders op het eiland."
Welke rol vervult de dorpscommissie precies?
“De dorpscommissie is in het dagelijks leven een schakel tussen de gemeente en het dorp. In onze commissie zitten negen dorpsbewoners. Samen zorgen we dat informatie tussen de gemeente en de inwoners wordt uitgewisseld. Of we leggen contacten op de momenten dat dat is gewenst.”
Is er ook een rol bij de rampenbestrijding?
“Formeel niet. Maar ja, Texel is een eiland. Wij staan er in de beginfase van een ramp of calamiteit bijna altijd alleen voor. Maar wat je ook bij de brand in maart vorig jaar zag, is dat we als het gaat om zorg voor elkaar geen aparte structuren hoeven uit te zetten. Op dit eiland helpen we elkaar – en in dit dorp misschien nog wel meer dan elders op het eiland. Dat gebeurt, dat is een natuurlijk proces. Dorpelingen voor elkaar en voor de gemeenschap. Het is leven en laten leven, maar er voor elkaar zijn als het moet.”
Hoe ging dat bij de brand in maart vorig jaar?
“Heel goed”. We hebben geen specifieke rol gepakt, ook niet toebedeeld gekregen, wat we deden gebeurde als vanzelf en de samenwerking liep als een trein. Een van de commissieleden is meteen aangeschoven bij de gemeente. Er zijn namen en adressen van alle gedupeerden verzameld, waarna we hebben geholpen alle mensen die hun huis moeten verlaten op te sporen en naar het dorpshuis te dirigeren. Dat was een dringend verzoek van de gemeente. Mensen die hals over kop hun huis uit moesten, zijn her en der door de buurt opgevangen. Door ze naar één centrale plaats te brengen, kon de gemeenten alle koppen tellen en uitsluiten dat er slachtoffers waren.”
En de fase daarna?
“Het dorpshuis groeide de dag van de brand en daarna uit tot het kloppende hart van de hulpverlening. De informatievoorziening was er ondergebracht, mensen konden er terecht voor advies, hulp, maar ook voor een simpel praatje, een luisterend oor of een kop koffie. We hebben er met z’n allen verschillende tafels neergezet, zodat de eerste periode heel duidelijk was wie waar zat: brandweer, politie, verzekeringsmaatschappijen, et cetera. Van de ‘overkanters’ die bij de brandbestrijding hielpen kwamen louter positieve geluiden. Iedereen zei: wat loopt het mooi soepel. Maar opnieuw gold: we hebben er niets voor geregeld, het gebeurde gewoon. Een omwonende die zijn schuur openstelde zodat brandweermannen zich even konden warmen. Een kop koffie tijdens de bluswerkzaamheden. Het gebeurde, zonder dat er ook maar iemand voor hoefde te worden gebeld.”
Wat is u persoonlijk het meest bijgebleven?
“Buiten het algemene beeld was dat het optreden van burgemeester Michiel Uitdehaag. Hij was er heel veel – en steeds op het juiste moment en steeds op de juiste plek. Vanuit de dorpscommissie hebben we contact gehouden met de bewoners. Toen we hoorden dat zij zelf een crisisbijeenkomst wilden beleggen, heb ik de gemeente gebeld. Tien minuten later was de burgemeester hier. Hij heeft een inleidend woord gesproken en is daarna gebleven terwijl de bewoners het woord voerden. Uiteindelijk werd het voor iedereen een goede avond. En zo gaven wij als dorpscommissie invulling aan onze ‘schakelfunctie’. De samenwerking werd achteraf aan alle kanten als buitengewoon goed ervaren. Wij hebben geen wanklank gehoord. Zonder in de weg te willen lopen, hebben we van dienst willen zijn en willen ondersteunen waar het kon. Wij zijn blij dat we de gemeente en de hulpdiensten zo de helpende hand hebben kunnen bieden.”